Er is niets bevredigenders dan je microfoon uit te schakelen en je collega te horen uitroepen: 'We zijn verdomd genieën!' Simultaantolken zijn vreemde wezens. Ik zeg altijd dat we een of andere rare hersenkronkel moeten hebben, want hoe zouden we anders in staat zijn om ons uiterst gecompliceerde en stressvolle werk te doen?
Het is bijzonder intensief werk, simultaan tolken. Iemand heeft uitgerekend dat je meer hersenprocessen tegelijktijdig laat lopen dan mensen in vrijwel elk ander beroep - hoewel het schijnt dat luchtverkeersleiders heel dichtbij komen. (Dat maakt het dan wel ironisch dat die zo veel meer verdienen dan tolken, maar dat even terzijde.)
Als je simultaan tolkt, luister je naar de spreker, verwerk je de betekenis van wat hij zegt, zet je het om in een andere taal, en spreek je de vertaling uit terwijl je luistert wat de spreker vervolgens zegt, en dat allemaal in een vicieuze cirkel.
Dat betekent dat je zo veel dingen tegelijkertijd doet – voortdurend luisteren, vertalen, spreken, en in fracties van seconden beslissingen nemen over taal, zinsbouw, betekenis en meer – dat je brein op het allerhoogste niveau van concentratie werkt en je al je fysieke en mentale capacititeiten inzet om dit proces goed te laten verlopen. Het is dan ook geen wonder dat congrestolken in koppels werken en om het half uur wisselen. Na een half uur vermindert hun concentratie aanzienlijk, raakt hun mentale (en vaak ook fysieke) energie op, en hebben ze even pauze nodig. Dus dan neemt hun collega het over, en na een half uur wisselen ze weer. Dat biedt beide tolken de tijd om de mentale accu op te laden en hun alertheid weer terug te brengen op het allerhoogste niveau dat nodig is voor dit werk. Het is echt zwaar werk.
Maar sinds de eerste keer dat ik gevraagd werd om te tolken – lang voodat ik mijn officiële opleiding volgde, mijn diploma behaalde enzovoorts – genoot ik van de adrenaline die het werk met zich meebrengt: de kick die je krijgt omdat je iets bijzonder intensiefs doet met je taalvaardigheid en hersencapacititeit. Vooral de moeilijker opdrachten kunnen bijzonder bevredigend zijn.
Let wel, een beetje nederigheid heeft een tolk wel nodig. Als vertaler kun je een vertaling vrij makkelijk volledig en volmaakt maken – als je goed bent. Maar zelfs de beste tolken krijgen hun vertolking niet 100% volledig en volmaakt – nou ja, bijna nooit. Als je ooit een congrestolk hoort beweren dat hij de hele dag heeft gewerkt en alles 100% volledig en juist heeft vertaald, is hij ofwel een grote leugenaar, ofwel heeft hij zojuist het enige rijtje sprekers op aarde vertolkt die niet alleen relatief langzaam zijn, maar bovendien volmaakt verstaanbaar, niet in enig dialect spreken, geen woorden of lettergrepen inslikken, geen onverwachte termen gebruiken, niet slordig spreken of articuleren, enzovoorts. Of hij had van tevoren de volledige tekst gekregen en de sprekers weken niet één keer van de tekst af.
Elke tolk, zelfs de allerbeste, maakt wel eens een foutje – of dat nu komt doordat hij iets niet goed hoort, of helemaal niet hoort, vergeet of gewoon niet op het juiste moment het juiste woord kan vinden, elke werkdag van zijn leven gaat er wel wat mis. Zelfs de allerbeste vertolking is niet meer dan 99% correct. Maar het gaat niet om dat ene procent dat hij mist, het gaat om die 99% die hij goed krijgt. Het is niet een erg exacte wetenschap, tolken: zo veel is afhankelijk van zo veel omstandigheden en zo veel menselijke factoren aan beide kanten.
Het geeft een heel bijzonder gevoel om je aan te passen aan de snelheid, intonatie, nadruk, terminologie en betekenis van een spreker, vooral als het zo’n uitdaging is dat je soms niet weet waar je de woorden vandaan haalt, dat je ze bij wijze van spreken uit je tenen trekt. Je voelt de adrenaline door je lichaam stromen, je bent bijna in een soort trance, en je voelt je één met de spreker.
Denk je eens in dat je simultaan tolkt voor een hoog opgeleide spreker zoals een gevierd wetenschapper die een publiek in ongeveer anderhalf uur over zijn levenswerk probeert te vertellen, dat er een stortvloed aan woorden uit zijn mond komt die duidelijk maakt dat hij vastbesloten is om alle informatie te vermelden, ondanks de beperkte tijd – en dat je, zonder zijn speech of zijn powerpointpresentatie eerder te hebben gezien, met je collega in staat bent om hem bij te houden, zijn woorden met de juiste betekenis te vertalen, niets belangrijks te missen, en zelfs zijn intonatie en nadruk over te nemen. Geloof me, er is niets bevredigenders dan dát te bereiken, vervolgens je microfoon uit te schakelen, en je collega – die ook nog helemaal hyper is – te horen uitroepen:
'We zijn verdomd genieën!'
Je had het zelf niet beter kunnen zeggen…
(Eerder gepubliceerd op andere sites van Coenraad Heijdemann, Tolkonline.com.)
Het is bijzonder intensief werk, simultaan tolken. Iemand heeft uitgerekend dat je meer hersenprocessen tegelijktijdig laat lopen dan mensen in vrijwel elk ander beroep - hoewel het schijnt dat luchtverkeersleiders heel dichtbij komen. (Dat maakt het dan wel ironisch dat die zo veel meer verdienen dan tolken, maar dat even terzijde.)
Als je simultaan tolkt, luister je naar de spreker, verwerk je de betekenis van wat hij zegt, zet je het om in een andere taal, en spreek je de vertaling uit terwijl je luistert wat de spreker vervolgens zegt, en dat allemaal in een vicieuze cirkel.
Dat betekent dat je zo veel dingen tegelijkertijd doet – voortdurend luisteren, vertalen, spreken, en in fracties van seconden beslissingen nemen over taal, zinsbouw, betekenis en meer – dat je brein op het allerhoogste niveau van concentratie werkt en je al je fysieke en mentale capacititeiten inzet om dit proces goed te laten verlopen. Het is dan ook geen wonder dat congrestolken in koppels werken en om het half uur wisselen. Na een half uur vermindert hun concentratie aanzienlijk, raakt hun mentale (en vaak ook fysieke) energie op, en hebben ze even pauze nodig. Dus dan neemt hun collega het over, en na een half uur wisselen ze weer. Dat biedt beide tolken de tijd om de mentale accu op te laden en hun alertheid weer terug te brengen op het allerhoogste niveau dat nodig is voor dit werk. Het is echt zwaar werk.
Maar sinds de eerste keer dat ik gevraagd werd om te tolken – lang voodat ik mijn officiële opleiding volgde, mijn diploma behaalde enzovoorts – genoot ik van de adrenaline die het werk met zich meebrengt: de kick die je krijgt omdat je iets bijzonder intensiefs doet met je taalvaardigheid en hersencapacititeit. Vooral de moeilijker opdrachten kunnen bijzonder bevredigend zijn.
Let wel, een beetje nederigheid heeft een tolk wel nodig. Als vertaler kun je een vertaling vrij makkelijk volledig en volmaakt maken – als je goed bent. Maar zelfs de beste tolken krijgen hun vertolking niet 100% volledig en volmaakt – nou ja, bijna nooit. Als je ooit een congrestolk hoort beweren dat hij de hele dag heeft gewerkt en alles 100% volledig en juist heeft vertaald, is hij ofwel een grote leugenaar, ofwel heeft hij zojuist het enige rijtje sprekers op aarde vertolkt die niet alleen relatief langzaam zijn, maar bovendien volmaakt verstaanbaar, niet in enig dialect spreken, geen woorden of lettergrepen inslikken, geen onverwachte termen gebruiken, niet slordig spreken of articuleren, enzovoorts. Of hij had van tevoren de volledige tekst gekregen en de sprekers weken niet één keer van de tekst af.
Elke tolk, zelfs de allerbeste, maakt wel eens een foutje – of dat nu komt doordat hij iets niet goed hoort, of helemaal niet hoort, vergeet of gewoon niet op het juiste moment het juiste woord kan vinden, elke werkdag van zijn leven gaat er wel wat mis. Zelfs de allerbeste vertolking is niet meer dan 99% correct. Maar het gaat niet om dat ene procent dat hij mist, het gaat om die 99% die hij goed krijgt. Het is niet een erg exacte wetenschap, tolken: zo veel is afhankelijk van zo veel omstandigheden en zo veel menselijke factoren aan beide kanten.
Het geeft een heel bijzonder gevoel om je aan te passen aan de snelheid, intonatie, nadruk, terminologie en betekenis van een spreker, vooral als het zo’n uitdaging is dat je soms niet weet waar je de woorden vandaan haalt, dat je ze bij wijze van spreken uit je tenen trekt. Je voelt de adrenaline door je lichaam stromen, je bent bijna in een soort trance, en je voelt je één met de spreker.
Denk je eens in dat je simultaan tolkt voor een hoog opgeleide spreker zoals een gevierd wetenschapper die een publiek in ongeveer anderhalf uur over zijn levenswerk probeert te vertellen, dat er een stortvloed aan woorden uit zijn mond komt die duidelijk maakt dat hij vastbesloten is om alle informatie te vermelden, ondanks de beperkte tijd – en dat je, zonder zijn speech of zijn powerpointpresentatie eerder te hebben gezien, met je collega in staat bent om hem bij te houden, zijn woorden met de juiste betekenis te vertalen, niets belangrijks te missen, en zelfs zijn intonatie en nadruk over te nemen. Geloof me, er is niets bevredigenders dan dát te bereiken, vervolgens je microfoon uit te schakelen, en je collega – die ook nog helemaal hyper is – te horen uitroepen:
'We zijn verdomd genieën!'
Je had het zelf niet beter kunnen zeggen…
(Eerder gepubliceerd op andere sites van Coenraad Heijdemann, Tolkonline.com.)